KERK/KAPEL

SINT-COLUMBAKERK


Parochiekerk toegewijd aan Sint-Columba, maagd-martelares en patrones van de parochie Deerlijk. Volgens de overlevering werd de kerk gesticht door Sint-Amandus in 654. De eerste schriftelijke vermeldingen van een kerk dateren van 1119, wanneer de bisschop van Doornik het ‘altara de trelleke’ afstaat aan het Doornikse kapittel. In de tweede helft van de 12de eeuw wordt, vermoedelijk ter vervanging van een houten bedehuisje, een romaanse kerk opgetrokken: een kruiskerk met vieringstoren, een vlak afgesloten koor, een dwarsbeuk en een driebeukig basilikaal schip. Het patronaat van de kerk is in handen van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Doornik dat samen met het Harelbeekse Sint-Salvatorkapittel de grote tiendeheffer is. De oudste afbeelding van de kerk dateert van 1607. In 1747 wordt de kerk weergegeven in het landboek van Deerlijk als tweebeukige kerk met vieringstoren, gelegen binnen een ommuurd kerkhof. Ook de verdwenen “calomba capelle” wordt afgebeeld.

Archeologische opgravingen van 1977 laten vermoeden dat de romaanse kerk later evolueerde tot een hallenkerk, waarbij onder meer de zijbeuken worden afgebroken en vervangen door twee ruimere; het koor wordt afgebroken en vervangen door een nieuw hoofdkoor en twee zijkoren. Deze bouwsporen (spitsbogen) zijn nog zichtbaar in de zuidzijde van de sacristie.

Vermoedelijk wordt de kerk tijdens de beeldenstorm in het laatste kwart van de 16de eeuw zwaar beschadigd. Bij de herstellingswerken uitgevoerd in het begin van de 17de eeuw wordt de kerk vermoedelijk ingrijpend verbouwd. De archeologische opgravingen getuigen dat de romaanse kerk wordt verbouwd tot een tweebeukige kerk waarbij de westbeuk en -koor gesloopt worden, zie bouwsporen in de transeptarm. Waarschijnlijk wordt ook een deel van de romaanse toren afgebroken en vervangen door een achtkantige laatgotische torenspits. Herstellingen aan de kerk worden achtereenvolgens uitgevoerd in 1667, 1724, 1735-1736, 1764-1767.

In 1774 wordt de huidige classicistische kerk opgericht naar ontwerp van Simoen Steyt uit Kortrijk. De uitvoering van de werken staat onder leiding van architect L.B. Dewez (1731-1812), die ook de Harelbeekse kapittelkerk bouwde. In het nieuwe ontwerp worden de romaans-gotische vieringstoren, het zuidelijke transept en een gedeelte van het koor bewaard.

De oude Sint-Columbakapel, een belangrijk bedevaartsoord, gelegen op het omringende kerkhof, wordt afgebroken en het kunsthistorisch belangrijke retabel wordt in de huidige kerk geplaatst. In 1891 wordt de toren getroffen door een blikseminslag waardoor het bovenste deel van de de toren volledig uitbrandt. Tijdens beide wereldoorlogen wordt de kerk telkens beschadigd. In 1987 wordt de toren van de kerk gerestaureerd onder leiding van architect Pauwels (Kortrijk).


 

RETABEL VAN DE HEILIGE COLUMBA


Het pronkstuk is een merkwaardig en historisch waardevol retabel dat het leven en de marteldood van de Heilige Columba weergeeft. Dit zestiende-eeuwse houten gepolychromeerd retabel stond oorspronkelijk in de Sint-Colombakapel, een bedevaartsoord dat aan de kerk was gebouwd, en verhuisde naar de kerk toen de kapel werd afgebroken. Tussen 1982 en 1988 restaureerde het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium te Brussel het retabel.

O.L.V. ONBEVLEKT ONTVANGENKERK


Op 30 september 1666 wordt door de Kortrijkzaan Adriaen Andries en zijn echtgenote Johanna Dhondt een beneficie gesticht “op de plaets ghenaempt den Pladijshoek up het uiterste van Derlick”. De kapel werd gewijd tot “den dienst van de onbevlekt ontfanghenisse van H. moeder Godts Maria”. In 1747 vermeld als “Capelle te Keijselbergh”. In 1777 wordt de z.g. “Kezelberge kapel” vergroot door L. Vandenberghe en in 1778 vragen de inwoners van het gehucht aan de bisschop van Doornik om iedere zondag en feestdag een mis op te dragen. In 1797 wordt de kapel door het Franse bestuur gesloten. In 1802, na het concordaat, wordt de kapel erkend als publieke bidplaats. Vanaf 1832 worden verschillende pogingen ondernomen om de kapel uit te breiden of een nieuw en groter bedehuis op te richten. In 1855 wordt de parochie officieel erkend. Op 5 mei 1868 wordt de eerste steen van de nieuwe kerk gelegd en in 1869 wordt ze ingewijd. In 1885 wordt de oude kapel afgebroken. 
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de kerk sterk beschadigd. De herstellingswerken worden uitgevoerd in 1921-1922. In 1969 wordt het kerkinterieur deels vernieuwd onder leiding van architect Pauwels (Kortrijk), waarbij o.m. het neogotische mobilair wordt verkocht. Enkel het beeldhouwwerk bleef bewaard.

KAPEL TER RUSTE


De kapel wordt gesticht in 1639 op grond van de heerlijkheid Ten Doorne, afhankelijk van het kapittel van Harelbeke. Volgens archiefmateriaal wordt de kapel opgericht door Jan du Bois, deken van het kapittel. De legende vermeldt echter de familie de Cassina als stichters van de kapel.

De legende. De kapel wordt gebouwd door Adrianus de Cassina, heer van Deerlijk. In “dringende nood” belooft hij het stichten van een kapel met de grootste boom uit zijn bos. Wanneer deze boom geveld wordt, wil hij die voor andere doeleinden gebruiken. Bij het vervoer komt de wagen ter hoogte van de wijk Asschendries, waar de kapel gebouwd moest worden, tot stilstand. De wagen kan niet meer vooruit. De heer komt ter plaatste en laat de boom in twee zagen om het gewicht te verminderen. Bij het zagen wordt een klein houten beeldje zichtbaar. Het beeldje herinnert de heer aan zijn belofte en met de boom wordt een kapel gebouwd.

Het echte verhaal zegt dat de weduwe van Jan du Bois in 1641 de beneficie sticht. Zij schenkt hiervoor de jaarlijkse rente, gehypothekeerd op twee boerderijtjes in Deerlijk. Op één der percelen staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste. De rechthebbende beneficant is in ruil hiervoor verplicht tot het opdragen van één mis per week, één mis op elke feestdag van Onze-Lieve-Vrouw en één mis op het feest van Sint-Jozef.

De oudste figuratieve weergave van de kapel dateert van 1747, in het landboek van Deerlijk. Tussen 1759 en 1773 wordt de kapel hersteld en voorzien van een nieuw interieur in opdracht van beneficant Petrus de Backer. Circa 1797 wordt de kapel als kerkelijk goed in beslag genomen en verkocht ten voordele van de Republiek. De kapel wordt gekocht door Joseph Eeckhout, landman in Deerlijk. Vermoedelijk treedt hij op als stroman en handelt hij in afwachting van betere tijden.

Als gevolg van het Concordaat, gesloten tussen de Paus en Napoleon op 15 augustus 1801, wordt de godsdienst in ere hersteld op 6 juni 1802. De ex-beneficant F.C. van der Helst koopt de kapel terug aan. Toch blijft de kapel gesloten. Na de dood van van der Helst ontstaat een twist tussen de erfgenamen van Joseph van Eeckhout en de armendis. Volgens de verkoopakte gaat de kapel na de dood van van der Helst terug naar de verkoper J. Eeckhout. Maar van der Elst draagt de kapel testamentair over aan de armendis. In 1809 wordt de twist uiteindelijk geregeld. Maar de kapel blijft ongebruikt.

Vanaf 1810 wordt nagegaan of de kapel voor een ander doeleinde gebruikt kan worden. In 1819 wordt de kapel naar plannen van de Brugse architect Vancaeneghem verbouwd tot spinschool. 
Van 1822 tot 1848 wordt de voormalige kapel gebruikt als spinschool voor de kinderen van armen.

Vanaf oktober 1847 woedt tyfus te Deerlijk. In februari 1848 wordt beslist om de spinschool in te richten als tijdelijk hospitaal voor tyfusleiders. Daarna wordt de kapel ingericht als weefschool voor ‘knechten’. In 1860 wordt de school te klein en wordt een nieuwe school gebouwd. De kapel wordt daarom als vrouwenweefschool in gebruik genomen.

In 1883 staat de kapel opnieuw leeg en wordt ze te koop gesteld. Koster Felix Loquet, handelend in naam van Pastoor Adolf De Bien, die de nodige fondsen bij zijn parochianen had ingezameld, koopt de kapel. 
Op 25 maart 1884 wordt de kapel opnieuw opengesteld voor eredienst. Jan van Ruymbeke laat de kapel volledig herstellen. Het dak wordt volledig vernieuwd, het daktorentje wordt vervangen door een hoger en slanker, de vensters worden voorzien van neogotisch maaswerk en het interieur wordt volledig vernieuwd. Ook de recentere aanbouw wordt geïntegreerd in de kapel. Het oude beeldje wordt teruggeplaatst. Voor de herinwijding van de kapel dicht Guido Gezelle een Marialied.

In 1902 verkoopt pastoor De Bien de kapel aan Astère Vercruysse de Solart, wonende in het kasteel van Deerlijk. De Bien vreesde dat de kapel door de antiklerikale regering zou afgenomen en verbeurd verklaard worden. De senator wordt enkel slechts op papier eigenaar. De kapel wordt hersteld en verfraaid in opdracht van de senator. De binnenmuren worden beschilderd en in de oostgevel wordt een brandglas geplaatst met de legende van de kapel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is de kapel opnieuw een bloeiende bedevaartsplaats.

Na de dood van A. Vercruysse de Solart in 1921 komt de kapel in eigendom van de kerkfabriek van Sint-Columba. In 1965 wordt de kapel opnieuw hersteld en uitgebreid naar ontwerp van J. Verhelst (Deerlijk). Het dak wordt vernieuwd. De oorlogsschade aan de brandglasvensters wordt hersteld en het interieur wordt herschilderd. Een sacristie met bijhorend zaaltje wordt aangebouwd.